Reconstructie van een val.

Het was een rit die al een tijdlang in mijn gedachten zat. Niet zozeer omdat ik het niet eerder had gefietst, maar omdat ik het nog niet met een GPS gereden had. De vraag was alleen of het Lelystad-Enkhuizen zou worden, of Enkhuizen-Lelystad. De windrichting op de dag zef zou dat bepalen.

Tweede paasdag leek me een geschikte dag: droog, zonnig, redelijke temperatuur, en niet te veel wind uit noordoostelijke richting. En daarom zou het Enkhuizen-Lelystad worden.

Net buiten Amsterdam-Noord joeg ik achter een brommertje aan, en ik hield het tempo erin achter de dijken langs op weg naar Hoorn. Het was toch behoorlijk fris aan de noordkant van de Houtribdijk. Ik verheugde me al op het stuk na Lelystad, met de wind recht in de rug.

Vanaf de Knardijk komt een andere fietser de Oostvaardersdijk op. Hij rijdt een 50m voor me. Ik rijd net wat harder, en passeer hem na een minuut of twee. Even later passeert hij mij, en neemt een voorsprong van weer 50m. Ik schakel op, leg mijn armen op het stuur om de rug een beetje te ontlasten; ik zit al dik drie uur in het zadel. Ik kom weer langszij. Ik merk dat mijn compaan in mijn wiel gaat zitten. Na een minuut of tien schakelt hij weer op, en passeert met weer. Ik denk even na, maar besluit op hetzelfde tempo door te rijden, ik heb nog dik 30km te gaan, en ik rijd al boven de 40 per uur. Langzaam maar zeker wordt het gat groter. Hij heeft een voorsprong van een 150m wanneer hij linksaf slaat bij de eerste zijweg naar Almere. Ik kijk hem even na, en stuur in om over het fietspad de rotonde te nemen.

Ik zit op de grond, en voel me niet lekker, tegen misselijk aan. Iemand slaat een deken om me heen. Ik kijk naar rechts, en zie een auto naast me op de kruising staan. “Ja, hij is buiten bewustzijn geweest” hoor ik iemand boven me zeggen. Het baart me geen zorgen. Ik vraag of de fiets nog heel is. Ik ben vergeten of er een antwoord kwam, laat staan wat het was.

Ik lig in de ambulance, en een blonde agente vraagt me wie ze kan waarschuwen. “Mijn vrouw,” antwoord ik, “ze staat als Mel in mijn telefoon.” Wat later komt ze terug, en heeft een geel papiertje in de hand. “Deze meneer heeft Uw fiets,” zegt ze. OK, zeg ik. Ze legt het papiertje met mijn mobieltje in mijn helm. Ik begin last van mijn fietsschoenen te krijgen, en vraag de ambulancebroeder of hij ze wil uittrekken. Hij doet het. Ik ben rustig, en maak een paar droge opmerkingen. Hij met er om grinniken.

De zuster zegt dat ik stil moet blijven liggen. Er wordt een scan van mijn hoofd gemaakt. Daar was klaarblijkelijk niets zorgwekkends op te zien, want even later sta ik voor het Röntgenapparaat, en worden er twee foto’s gemaakt. De dienstdoende zuster is verbaasd dat ik mijn arm zo soepel kan bewegen. Mijn rechtersleutelbeen ligt in vijf stukken; drie groten, en twee splinters…

Mijn vrouw is er onderhand ook bijgekomen. Ik word beklopt, er wordt aan me geduwd en getrokken. Ik moet daar tegenin duwen. Terloops worden er drie woorden genoemd die ik moet onthouden. Ik herhaal ze drie keer in mijn hoofd.

Als het onderzoek klaar is, moet ik ze herhalen. Het is correct. Eenmaal op zaal vraagt mijn vrouw me ze nog een keer op te noemen. “Appel”, weet ik nog. “Tafel”, vult ze aan, maar het derde woord is ook haar ontschoten.

Later tijdens het bezoekuur komt ze met de helm. Ik bekijk hem vluchtig, maar zie al snel een aantal barsten in de binnenschaal. “Goed dat ik die ophad”, zeg ik.

De volgende dagen worden in het ziekenhuis doorgebracht. Ik kan me niet herinneren waarom ik gevallen ben, en er worden spierafbraakenzymen in mijn bloed gevonden. Men houdt er rekening mee dat ik een hartinfarct heb gekregen, en daardoor ten val ben gekomen. Dinsdag heeft mijn vrouw de fiets opgehaald, en weet te melden dat er zand en grint in de bocht lag waarin ik gevallen ben. Ik heb die dag een latente hoofdpijn, en concludeer dat ik ook een hersenschudding aan de val heb overgehouden. Omdat de hartfilm en de echo van het hart er goed uitzagen volgens de verpleegkundigen die de tests afnamen lijkt het me veel waarschijnlijker dat ik vanwege de hersenschudding niet meer weet waarom ik gevallen ben dan door een infarct.

Woensdag gebeurt er niets, en donderdag mag ik een inspanningstest doen. De dienstdoende verpleegkundige zegt dat hij geen afwijkingen ziet.

Het lijkt er op dat er ook vrijdag niets gaat gebeuren. Ik uit hierover in duidelijke bewoordingen mijn ongenoegen, en uiteindelijk komt een cardioloog tekst en uitleg geven. Hieruit wordt duidelijk dat men nog een vaatonderzoek in petto heeft, maar dat die ten gevolge van allerlei miscommunities pas maandag zou plaatsvinden. Ik voelde daar weinig voor, maar de cardioloog raadde me toch aan om het onderzoek te doen om de laatste procenten onzekerheid weg te nemen. Ik zeg dat ik erover na zal denken, en hem mijn beslissing melden.

Ik bel de man die zich over mijn fiets heeft ontfermd nadat ik in de ambulance werd geschoven. Hij was ook als eerste bij me na mijn val, en zegt dat ik, toen hij me vroeg wat er gebeurd was antwoordde dat mijn voorwiel was weggegleden. Dat is muziek in mijn oren, want het betekent dat ik bij kennis was tijdens de val, en dat ik derhalve geen infarct heb gehad.

Ik deel de cardioloog mee dat ik het vaatonderzoek niet noodzakelijk vind, en geef de redenen hiervoor. Hij sputtert nog even tegen, maar gaat uiteindelijk accoord. Ik mag naar huis.

Thuisgekomen bekijk ik de helm nog eens goed. Ik zie steeds meer scheuren en barsten. Er valt me ineens wat op: het stickertje met het serienummer zit in een breuk gevouwen.Image

Dat houdt in dat de helm daar niet alleen gebarsten was, maar ook een paar milimeter naar voren gebogen is geweest. Bij het weer terugveren is het uiteinde van de sticker meegetrokken. Ik begin er van overtuigd te raken dat zonder helm ik hoogstwaarschijnlijk niet meer zou leven.

De volgende dag rijd ik met mijn vrouw (ik zit niet achter het stuur) naar de plek des onheils. Het is de afslag waar mijn compaan linksaf sloeg. Ik kijk even rond, en zie al snel waarop mijn voorwiel is weggegleden.

Image

Er zijn twee haaietanden op tspad aangebracht. De rechter is nog in goede staat, de linker is geheel verworden tot gruis.. De te kruisen weg is een asfaltweg, en het asfalt ligt ongeveer een halve centimeter boven het beton van het fietspad.

Ik loop een eindje terug, en zie de verweerde haaietand nauwelijks.Image

Bij het douchen die ochtend was het me opgevallen dat de onderste ribben aan de rechterkant aan de binnenkant gevoelig waren. Bij het diep ademhalen (en helaas ook bij het hoesten) doet dat ook zeer, evenals een hogergelegen rib. Het is me nu duidelijk wat er gebeurd is.

Bij het insturen voor het tweede gedeelte van de bocht om de rotonde glijdt mijn voorwiel weg op de verweerde haaietand. Op zich hoeft dat niet tot een ramp te leiden, maar voordat het wiel weer grip krijgt botst het tegen het hogergelegen asfalt aan, en springt verder weg. Nu is een val een zekerheid geworden. De data van de GPS laat zien dat ik zo’n 40 km/u reed op dat moment. De schaafplekken aan mijn rechtervingers tonen aan dat ik mijn stuur niet heb losgelaten, en dus met mijn gehele rechterkant in één keer op de grond sla. De klap is zo hard dat mijn helm op veel plaatsen barst en buigt, en de kracht op mijn schouder is zo groot dat mijn sleutelbeen meervoudig breekt. De helm kan niet de gehele klap niet opvangen, en ik loop ook een hersenschudding op. Mijn ingewanden, waaronder mijn hart, krijgen ook een dreun te verwerken, waardoor ik me redelijk onwel voel, en er afbraakenzymen in mijn bloed komen, waardoor het ziekenhuis op het dwaalspoor van een infarct gebracht wordt.

Alles in ogenschouw nemend heb ik bij de val zo’n beetje alles goed gedaan. Had ik iets anders gedaan, dan zou ik al rap heel wat meer schade opgelopen hebben…

En de fiets heeft alleen wat kleine beschadigingen aan de rubbers van de remgrepen en de achterkant van het zadel opgelopen. Die is na mijn val weggestuiterd.

 

Post scriptum:

1) De klap die mijn ingewanden hebben gemaakt zijn veroorzaakt door de onderste ribben, die door mijn elleboog naar binnen gedrukt worden. Zou ik op de oude Decathlon hebben gereden, was dit niet gebeurd, want daar zat het stuur verder naar voren. Ik geloof overigens niet dat ik er dan beter vanaf gekomen zou zijn.

2) Na bestudering van de fietskleding die ik die dag aanhad ben ik tot de conclusie gekomen dat niet alleen de fiets, maar ikzelf ook op de weg ben gestuiterd. Het shirt heeft wat schuurplekjes op de rechterschouder, terwijl de broek een gaatje heeft, en wat smalle schaafplekjes. Zou ik glijdend over het asfalt en beton tot stilstand gekomen zijn, zou de schade vele malen groter moeten zijn geweest (en aan mij qua schaafwonden ook).

Leave a comment